Strijkijzer collectie

Strijkijzer collectie op de deel van de Keuterij
Op de deel van de keuterij staat in vitrinekasten de antieke strijkijzer collectie van mevrouw H. Ingenhut-Ropke uit Slochteren uitgestald. De verzameling kwam tot stand door het bezoeken van vele rommel- en antiekmarkten in binnen- en buitenland en via ruiling met andere verzamelaars. Omdat mevrouw Ingenhut-Ropke niet veel meer met de verzameling deed, heeft zij haar strijkijzers geschonken aan Ellert en Brammert.
De vroegste strijkijzers werden tot circa 1850 door een smid of ambachtsman gemaakt. Er bestonden drie verwarmingsmethoden: de op de kachel verwarmde bout, het van binnen met houtskool verwarmde type en een doosijzer waar een verhit binnenijzer in wordt geschoven.

Massief ijzeren kachelbouten
Vanaf circa 1850 zijn massief gietijzeren strijkijzers gemaakt in ijzergieterijen. Ze werden in diverse afmetingen gemaakt van zeer klein tot ongeveer 20 cm. Net als de vroegere handgesmede strijkijzers moeten ze op een kachel of fornuis worden verhit. De dunnere kachelbouten met opstaand randje waren typisch Frans. Er hoefde minder gietijzer te worden gebruikt en daarom waren deze strijkbouten goedkoper en lichter.

Houtskoolbouten
Een zeer grote groep wordt gevormd door strijkijzers die verhit worden door een in het strijkijzer brandend vuurtje. De brandstof is houtskool of van houtskool geperste briketjes en turf. Dit laatste kwam vooral veel voor in Drenthe, vandaar de naam Drentse strijkijzer. Tijdens de Industriële Revolutie was het houtskool strijkijzer het eenvoudigst te produceren en werden er miljoenen gemaakt.

Doosijzers
Een doosijzer is een hol strijkijzer dat wordt verhit door een losse massief ijzeren binnenbout, die wordt verwarmd in het vuur. De binnenbout wordt aan de achterzijde in het doosijzer geschoven en afgesloten met een klep, deurtje of guillotine-sluiting. Deze ijzers bleven dan ook veel langer warm. Bij de doosijzers bestaat een vorm met ronde bovenkant, het zogenaamde ossentong model.

Kachel voor strijkijzers
Er werden speciaal kacheltjes gemaakt om meerdere strijkijzers op te verhitten. De kachels werden vooral daar gebruikt waar veel gestreken moest worden, zoals wasserijen, kleermakerijen en confectieateliers. Het kacheltje in de vitrine is een model voor zes strijkijzers. Deze is door de verzamelaarster gekocht van iemand die het had verkregen op een soort boeldag van de Fraeylemaborg, waar het kacheltje ooit dienst heeft gedaan.

Andere uitvoeringen
Als eerste de strijkbout op vloeibare brandstof zoals paraffine of kerosine. Het tankje en de brander zaten achterop het strijkijzer. Ze ontploften regelmatig. Uit Engeland kwam de groen geëmailleerde gasbout met bijpassend treeftje. Het elektrische strijkijzer werd door de Amerikaan Henry W. Seely uitgevonden in 1882. Het was een levensgevaarlijk apparaat.
Tussen 1910-1930 werd de elektrische strijkbout aangesloten op de fitting van de lamp. Dit gebeurde met het zogenaamde diefje, een fitting met tweewegstekker. Later kwamen de stopcontacten.

Reisstrijkijzertjes
In één van de kleine vitrinekasten is ook een aantal reisstrijkijzertjes te zien. Vanaf de 20-er jaren werden reisstrijkijzertjes verwarmd door vaste spiritus blokjes, de zogenoemde Meta blokjes. De elektrische reisstrijkijzertjes zijn van latere jaren.